(bnika)
Hoed die alleen gedragen werd door joodse mannen in Tafilalet (Marokko).
Rechthoekige, helder-rode lap stof, die tot een muts is gevouwen, waarbij twee kanten aan elkaar zijn genaaid. De lap is geheel geborduurd met een geometisch, diamantvormig patroon in grijs-groene en gele zijde, waarvan het midden geaccentueerd is door een grijs-groene streep. Aan de randen bevinden zich drie verschillende kleine motiefjes met o.a. handjes, het symbool van voorspoed. De onderkant is afgezet met een rand van ca. twee cm., waarvan de ene helft bestaat uit rood-zwart gestreepte stof en de andere uit groene brokaat stof. De hoed wordt vast gebonden met twee veelkleurige koorden en werd gedragen door de joden in Tafilalet.
Juhasz, Esther, ed. The Jewish Wardrobe: From the Collection of The Israel Museum, Jerusalem. Milan: 5 Continents Editions, 2012, p. 99.
Juifs du Maroc : Photographies de Jean Besancenot, 1934-1937. Paris : Musée d’art et d’histoire du judaïsme, 2021.
Kies een taal